Als een werknemer arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval, andere dan beroepsziekte of arbeidsongeval, heeft hij voor een bepaalde periode recht op het behoud van zijn loon ten laste van zijn werkgever. In geval van een arbeidsongeval of beroepsziekte gelden andere specifieke regels.
Voor bedienden is het loon gewaarborgd gedurende de eerste 30 dagen van de arbeidsongeschiktheid. Een bediende die is aangeworven voor een bepaalde tijd van minder dan 3 maanden of voor een duidelijk omschreven werk waarvan de uitvoering normaal een tewerkstelling van minder dan 3 maanden vereist, behoudt slechts recht op loon onder dezelfde voorwaarden als arbeiders.
Voor arbeiders is het loon gewaarborgd gedurende de eerste 7 dagen; daarna krijgen ze gedurende 7 dagen 85,88% van hun normale loon. Van de 15e tot de 30e dag arbeidsongeschiktheid hebben arbeiders recht op een percentage van hun loon, dat ook door de werkgever wordt betaald. Tijdens deze laatste periode wordt het gewaarborgd loon aangevuld met een uitkering van het ziekenfonds. .
Door de afschaffing van de carenzdag, hebben arbeiders vanaf 1 januari 2014 net zoals bedienden recht op hun gewaarborgd loon vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor dit gewaarborgd loon verschillen naargelang de werknemer een arbeider dan wel een bediende is:
Een werknemer die om gezondheidsredenen niet meer in staat is om te werken, moet: